Extramurale zorg aantekeningen jaar 2
Vak
Fysiotherapie (SDS1)
385Documenten
Studenten deelden 385 documenten in dit vak
Universiteit
Hogeschool Utrecht
Studiejaar: 2024/2025
Geüpload door:
0volgers
2Uploads0upvotes
Aanbevolen voor jou
- 43Blok B (Werk, Sport, Hobby), HoorcollegesFysiotherapieCollege-aantekeningen100%(5)
- 15Voorbereiding praktijk toetsFysiotherapieCollege-aantekeningen100%(4)
- 2Motorisch leren en motorische controleFysiotherapieCollege-aantekeningen100%(1)
- 3Inleiding algemene myologieFysiotherapieCollege-aantekeningen100%(1)
- 4Hc 2 bindweefselFysiotherapieCollege-aantekeningen100%(1)
Reacties
inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.
Andere studenten bekeken ook
- Blok B (Werk, Sport, Hobby), Hoorcolleges
- Voorbereiding praktijk toets
- Kngf beroepsprofiel-fysiotherapeut 2021
- Hoorcollege 5 beweegzorg in de wijk jaar 1
- Hoorcollege 12 perifeer vaatlijden
- Registratie therapeutisch proces De Vuilnisman
Gerelateerde documenten
- Hoorcollege 1 inleiding anatomie
- Hoorcollege 13 tm 1 Gezondheid
- Hoorcollege 7 tm 12
- hco 2-6 Gezondheid
- HC 1 designs van onderzoek en innovatie
- Hoorcollege 6 - hc 6 fysiotherapie aantekeningen
Preview tekst
Hoorcollege Aantekeningen
HC1: Extramurale Zorg 2 CNA/RCA/ONCO + Klinisch
redeneren bij CNA
Toetsing: o Praktijktoets diagnostiek (5EC) o Praktijktoets behandeling (5EC) o Kennistoets (5EC)Leerdoelen: 1. Kan de gezondheidssituatie van een patiënt met CNA in kaart brengen d.m.: a. Uitvragen van de hulpvraag (anamnese) b. Formulieren van onderzoekshypotheses c. Observeren van beweeggedrag d. Afnemen van passende klinimetrie e. Testen van globale neurologische functies (spierkracht, tonus, sensibiliteit en coördinatie) en balans f. Opstellen van fysiotherapeutische diagnose 2. Kan bij een patiënt met CNA volgens EBP behandelprincipes toepassen d.m.: a. Opstellen van behandeldoelen (in samenspraak met de patiënt) b. Kiezen van geschikte behandelmiddelen, rekening houdend met de persoon, de mogelijkheden van het CZS en de principes van motorisch leren c. Uitvoeren van de behandeling in een veilige setting 3. Interacteert tijdens deze beroepstaken op een professionele wijze met de patiëntCentraal Neurologische Aandoeningen o Probleem in het centrale zenuwstelsel o Mogelijk ernstige consequenties o Goed gericht onderzoek en behandeling belangrijk!
Wat: Hulpvraag, CLA (taak, persoon, omgeving) o Taak kenmerken o Open/gesloten o Cognitief/motorisch o Manipulatief/locomotorisch o Statsich/dynamisch o Vrijheidsgraden o Taakeisen o Persoonskenmerken o Fysiek: GME’s (grond motorische eigenschappen), capaciteit o Cognitie: overtuiging, motivatie, inzicht, (leer-) capaciteit, (leer-/coping-) stijl o Emotie” gevoel voor/van bewegen en bewegingssituatie o Omgevingskenmerken o Materieel: statisch/dynamisch o Sociaal: interactie, versterkend, remmend, drukHoe: observatie, algemeen en specifiek o Algemeen: o Wat valt het meeste op? o Lukt het en is het veilig? o Met of zonder hulpmiddelen? o Hoe snel of langzaam gaat het? o Specifiek o Hoe verlopen de start-, midden- en eindfase? o Wat zijn de bewegingen van het hoofd/romp/extremiteit? o Wat zie je van het lichaamszwaartepunt en steunvlak? o Hoe verlopen de deel bewegingen? o Hoe groot zijn de amplitudes van de bewegingen (grote of kleine bewegingen)?Waarom: hypothese vorming o Na het bekijken en analyseren van activiteiten worden die specifieke neurologische functies nader onderzocht waarvan het vermoeden bestaat dat ze de uitvoering van de activiteit negatief beïnvloeden.Mogelijke functiestoornissen bij CNA o Neurolohiscje sensomotorische functiestoornissen (4 S-en) o Spierkracht (sterkte) o Sturing (selectiviteit, coördinatie, motorische controle, stabiliteit) o Spiertonus (hyper-/hypotonie, slapte, spasme, rigiditeit, paratonie) o Sensibiliteit (vitaal-gnostisch en proprioceptief) En ook: o Houdingsregulatie / automatische reacties / balans o Overige relevante functiestoornissen: o Astrogene/myogene mobiliteitsbeperking o Visueel o (Motorische)planning o Spraak-taal/begrip/emotie o Leercapaciteit o UithoudingsvermogenContextuele factoren: o Persoonlijk, aandacht/concentratie, thuissituatie, cognitieve/emotionele factoren, etc.
o Bekijk de video’s op canvaso Anatomie bijhoudeno Werkboek neuroanatomie!!o Prefrontale cortex: keuze’s maken, is bij mensen goed ontwikkeld (tot 23e levensjaar door ontwikkelen)o Cortex = hersenschorso Sulcus centralis = grens tussen voorste en achterste deel deel van de hersenen o Voorkant: action unit; motorisch o Achterkant: sensorisch, waarnemingWat gebeurt er als je wil gaan bewegen?o Prefrontale cortex maakt de keuze om te gaan bewegen (bijvoorbeeld naarschool gaan)o Wat verder naar achter op de motorische schors worden de acties die nodigzijn geprogrammeerdo Uitvoering: primaire motorische schors (ligt tegen de sulcus aan) (pre-centralis)o Neuronen hier zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van bewegingenin de spiereno Staan in verbinding met het ruggenmerg van verschillende groepenspieren (afbeelding hieronder)
o Homunculus: het poppetje wat je kunt tekenen aan de hand van de primaire motorische schors o Handen en mond zijn heel groot, voeten en romp zijn stuk kleinero Aan de andere kant van de sulcus centralis ligt hetzelfde voor de sensorische hersenhelft primair sensorische schorso De motorische en sensorische schors vormen samen de sensomotorische kring o Tertiair is het meest complex, primair is het minst complexo Motorisch o Tertiair: er wordt een keuze gemaakt om iets te doen o Secundair: de hersenen maken een programma en sturen dit naar de spieren o Primair: de spieren voeren het uito Sensorisch
o Distaal > proximaalo Min symptomenCortex cerebri: spiertonuso Deze spiertonus kun je niet voelen in de spier maar alleen door te bewegeno Hypotonie: verlaagde tonus (slappe spieren)o Spasticiteit: tonus in de spieren verhoogd.o Activiteit rekreflex te hoog (remming verstoord): spierspoelen gevenaan dat er rek is waardoor de spieren aanspannen.o Versterkt bij verhoogde activatie en bewegingo Antizwaartekrachtspieren: flexie arm, extensie beeno Knipmes (weestand neemt eerst toe en daarna af)o Synergievorming (patroon gekoppeld aan beweging) intramurale zorgCortex cerebri: sturingo Ontremming reflexen ruggenmerg je cortex remt normaal gesproken dereflexen vanuit het ruggenmerg.o Pathologische of primitieve reflexeno Verminderde sturingo Combinatie kracht, tonus en reflexen (selectiviteit) Selectiviteit is een term die wordt gebruikt bij sturingsproblemenin de cortexo Fijne motoriek (tractus corticospinalis)Ruggenmerg: klinisch beeldo Spierkrachto Spiertonuso Sturingo Sensibiliteito Uitval onder laesie niveau: motorisch en sensorisch, volledig of gedeeltelijko Geen cognitieve problemenRuggenmerg: spierkracht en sensibiliteito Volledig of gedeeltelijk (afhankelijk van hoe hoog de schade is)o Op en onder niveau laesie:o Spierkracht: parese/paralyseo Sensibiliteit: plus en min (uitval of overprikkeling)Ruggenmerg: spiertonus en sturingo Hupotonie & hyporeflexie (slappe parese)o Uitval sturing vanuit cortexo Secundair hypertonie & hyperreflexie (spasticiteit): motorische input, via hetruggenmerg, motorische output (geen bewuste bewegingen)o Geen inhibitie uit cortexo Toename rekreflexen via reflexbogen ruggenmergo Geen synergievormingClonus = aan uit aan uit rekreflexExtrapiramidaal systeemo Motorische functies “apart” van piramidebaan (tractus corticospinalis)o Basale kernen (paleoniveau)o Afdalende banen uit hersenstam (bulbospinale banen)o Paleoniveau: ouder systeem, vroeg ontwikkeld (motoriek jonge kinderen)Basale kernen:o Centrale positie motorieko Invloed op hersenstam en ruggenmerg (houding/tonus)
o Invloed op motorische cortex (initiatie, planning en programmering)o Invloed op frontale cortex (cognitie, emotie en motivatie)o Faciliteren en inhiberen: aanzetten en uitzetten van motorische programma’so Onbewuste, aangeleerde bewegingspatronen (= automatisch bewegen)Basale kernen: klinisch beeld (schade)o Hypokinetisch rigide beeld: hele lichaam stijf en traag, automatisch bewegenverstoordo Hyperkinetisch beeld: te veel ongestuurde, onwillekeurige bewegingenBasale kernen: spiertonus & sturingo Spiertonus: rigiditeito Alle spiereno Lode pijp (continu)o Maskergelaato Gebogen houdingo Sturing: te weinigo Kleine bewegingen (hypokinesie)o Traag (bradykinesie)o Moeite met starten/stoppen (akinesie)o Houdingsproblemeno Automatisch bewegen verstoordCerebellum: klinisch beeldo Atactisch beeld: ongecontroleerd bewegen (onhandigheid, doorschieten)
HC 3 + HC 6: Longziekten
FunctieDe functie van de longen bestaat uit: o Opname van zuurstof (O2) o Afgifte van koolzuur (CO2) o Handhaven van het zuur-basenevenwichtCO2 + H2O H2CO3- HCO3- + H+ o Omdat er zowel een zuur als een base in deze reactie staan ben je in staat om zowel zuren als basen in balans te houden o Hyperventilatie wordt gedefinieerd als een te lage arteriële pCO o Te snelle ademhaling meer dan dat nodig is om de reactie in evenwicht te houden o Te weinig CO2 in het lichaam (er wordt te veel geventileerd) o Hypoventilatie wordt gedefinieerd als een te hoge arteriële pCO o Te langzame ademhaling minder dan dat nodig is om de reactie in evenwicht te houden o Te veel CO2 in het lichaam (er wordt te weinig geventileerd)Luchtwegen o Bovenste luchtwegen: o Onderste luchtwegen: trilhaarepitheel (bij COPD gaat dat weefsel kapot), heel goed geschikt om pathogenen uit je lichaam te halen. Bij COPD krijg je dus een ophoping van pathogeen en slijm. o Grens tussen bovenste- en onderste luchtwegen = stembanden Het weefsel boven de stembandplooien is heel anders ingericht dan het weefsel onder de stembandenGeleidende zone
o Kleine bloedsomloop: zuurstofarm bloed van het hart naar de longen, hier wordt zuurstof aan het bloed toegevoegd, zuurstofrijk bloed van de longen naar het hart.o Grote bloedsomloop: zuurstofrijk bloed van het hart naar het lichaam, hier wordt zuurstof overgegeven aan weefsels, zuurstofarm bloed van het lichaam naar het hart.InnervatieEr zitten veel systemen in ons lichaam om de ventilatie in ons lichaam te regulereno Cholinerg acetylcholine muscarinereceptor contractieo Ademhaling wordt gereguleerd door het onwillekeurige zenuwstelselo Sympaticus: actie luchtwegdiameter wordt wijder, zoveel mogelijklucht naar binneno Parasympaticus: rust luchtwegdiameter wordt nauwero Bij astma of COPD wordt de luchtwegdiameter extreem nauw,waardoor er nauwelijks lucht doorheen kanBij COPD of Astma worden sympaticus activators of parasympaticus remmerstoegediend, hierdoor wordt de luchtwegdiameter grotero Deze middelen hebben effect op het hele lichaam en kunnen bijvoorbeeld eenversnelde hartslag als bijwerking hebben.Borstkas en ademhalingsspierenSpieren betrokken bij de inademing:o Kern spieren:o Musculi intercosteles externi (elevatie ribben)o Diafragma (vergoot de thorax holte) belangrijkste ademhalingsspiero Extra spieren:o Sternocleidomastoideus (elevatie sternum)o Pectoralis minor (ribben naar buiten)Spieren betrokken bij de uitademing:o Kern spieren:o Musculi intercostales interni (depressie ribben)o Diafragma (verkleint de thorax holte) belangrijkste ademhalingsspiero Extra spieren:o Abdominaliso Quadratus lomborum (depressie ribben)Doordat het diafragma naar beneden trekt wordt het thorax volume groter waardoorde druk lager wordt.o Doordat er een onderdruk in de longen wordt gecreëerd stroomt lucht vanbuiten naar binnen (hoge druk naar lage druk)Kernpunten:o We onderscheiden bovenste- en onderste luchtwegen.o We onderscheiden een geleidende zone en respiratoire zone.o Vanaf de trachea tot de alveoli neemt de totale luchtwegendiameter toe,terwijl de luchtstroomsnelheid afneemt.o De longen worden op twee manieren van arterieel bloed voorzien: via dearteria pulmonalis (lage druk, zuurstofarm) en de arteria bronchiales (hogedruk, zuurstofrijk)o Het diafragma is de belangrijkste ademhalingsspier.
Regulatie van de ademhaling o De ademhalingsprikkel is gekoppeld aan de zuur-base balans als die balans 0 afwijkt ben je dood. o Met name de CO2 concentratie is dominant (zuurgraat) gaat de CO omhoog, stijgt de ademhalingsprikkel.Ademprikkel o Ons ademhalingscentrum zit in de hersenstam o Chemoreceptoren registreren CO2 en dat signaal wordt naar de hersenstam gebracht die vervolgens een ademhalingsprikkel verstuurd. o Bij een dwarslaesie hoog in de hersenstam dan ben je de ademhalingsprikkel kwijt en kun je niet meer zelf ademhalen.Op het moment dat het diafragma naar beneden gaat komt er een rek op de longenen luchtwegen waardoor de uitademing start.
PerfusieBloedstroom: als er geen bloedpassage is kan er geen zuurstof in de rest van hetlichaam komen.Als er een bloedprop is in een bloedvat is er geen perfusie mogelijk waardoor er ookgeen gaswisseling kan plaatsvinden (longembolie)Als 1 van de drie componenten van de gaswisseling niet werkt, werkt de hele ketenniet.Stoornissen ventilatie, diffusie en perfusie
Kernpunten: o Door een stijging van de kooldioxidespaning (lagere pH) wordt de ademhaling gestimuleerd. o De nerveuze regulatie van de ademhaling is gelegen in de hersenstam. o Voor het tot stand komen van de afwisseling zijn de volgende mechanismen essentieel: ventilatie, diffusie en perfusieAnamneseAnamnese is nodig om te kunnen differiënteren waar de kortademigheid vandaankomt (hersenen, longen, spieren, hart, etc.) o Dyspneu o Subjectieve gewaarwording Respiratoir falen is objectief o Ernst, duur, karakter o Hoesten o “Irritant” – receptoren in luchtwegslijmvlies o Hemoptoë o Pijn o Sputum o Voorgeschiedenis o IntoxicatiesLichamelijk onderzoekInspectie o Voedingstoestand o Aanwijzingen resp. insufficiëntie o Cyanose o Ademfrequentie o Ademdiepte o Hulpademhalingsspieren o Neusvleugelen o Intrekkingen o Tekenen DVT
COPD:
Pathogenese en epidemiologie o Chronic obstructive pulmonary disaese o +/- 2% van de bevolking o Minimaal reversibele luchtwegobstructie o Onset: >40 jaar met een progressief beloop o Oorzaak: roken en andere schadelijke prikkels o Alpha 1 antitrepsinedeficientie erfelijkheidPathofysiologie o Luchtwegobstructie en inflammatie o Vernauwing van de luchtwegen o Chronische ontsteking van de luchtwegen o Anatomische schade en systemische effecten o Grootste risicofactor rokenLuchtwegobstructie, inflammatie, anatomische schade o Luchtwegobstructie: spieren van de luchtwegen vernauwen en er is een slijmlaag o Inflammatie: ernst van inflammatie wordt bepaald door de rookgewoonte, als iemand blijft roken is de ontsteking vele male hoger. o Structurele veranderingen: door constante ontstekingsreactie gaat ook goed weefsel verloren; met name stress van de ontsteking zorgt ervoor dat de anatomie veranderd. Hyperinflatie o Emfyseem: samenvloeien van longblaasjes en terminale bronchio o Systemische effecten: systemische infectie (infectie zit door heel het lichaam); chronische inflammatie leidt tot kortademigheid en hoger energie verbruik.
Anamnese en lichamelijk onderzoek:Anamnese: o Respiratoire klachten op voorgrond o Continu aanwezig, neemt toe bij inspanning o Ernst neemt toe bij progressie aandoening o Verstoring spierfunctie o Voedingsstatus o Hyperinflatie o Emotionele status: belangrijk om uit te vragenLichamelijk onderzoek: gericht op onderscheid tussen dyspneu en respiratoir falen o Dyspnoe o Ademhalingsfrequentie o Hulp ademhalingspieren o Voedingstoestand o Pursed-lip breathing o Auscultatie: verlengd expirium, piepende/brommende rhonchiDiagnostiek: klinische diagnose (niet het hele lijstje hoeft gedaan te worden) o Anamnese & lichamelijk onderzoek o Longfunctie o Ernst van COPD (GOLD-criteria) o Voedingsstatus o Röntgenonderzoek o Electrocardiogram o Arteriële bloedgasanalyse o BloedonderzoekLongfunctie o Essentieel: COPD is een obstructie met minimale reversibiliteit o Lucht moeilijk longen en nog moeilijker longen uit o Reversibiliteit: als er een luchtwegverwijdend middel wordt toegediend is er geen verbetering Bij Astma is de reversibiliteit bijvoorbeeld wel heel hoogGold richtlijn:
Pathofysiologie: o Obstructie: acute bronchiale hyperreactiviteit o Bronchiën reageren extreem op een prikkel waardoor er luchtwegobstructie ontstaat. allergische en niet-allergische prikkelsAnamnese: o Respiratoire klachten op voorgrond o Variabele luchtwegobstructie (bifasisch) o Allergische en niet-allergische prikkels o Allergisch: bijvoorbeeld katten haren o Niet-allergisch: warmte (temperatuurwisseling) o Atopie: aanleg voor de volgende dingen o Eczeem o Astma o Allergie o Familie-anamnese o Medicatie o Uitlokkende factorenLichamelijk onderzoek: o Atopie o Auscultatie: bronchiaal ademgeruis, verlengd exspirium, piepende/brommende rhonchi o Respiratoire insufficiëntie o Ademhalingsfrequentie o Hulpademhalingspieren o Intrekkingen o Neusvleugelen o “silent-chest”
o Tripod-houdinverminderd bewustzijnDiagnostiek:o Longfunctie, insoanningstesten, provocatietest, proefbehandeling metcortivosteroïden, huidtest, allergeen provocatietest, bloedonderzoekLongfunctieo Hoge maten van reversibiliteitTherapie:o Doel: vermindering symptomen, verminderen frequentie, voorkomen groei- enontwikkelingsbeperking.Kernpunten:o Astma wordt gekenmerkt door acute bronchiale hyperreactiviteit (histaminegemedieerd), toename luchtwegweerstand en een toename mucusproductie.o Deze reactie komt tot stand op basis van allergische en niet-allergischeprikkels en kent een bifasisch beloop.o Er is sprake van een hoge mate van variabiliteit en reversibiliteit van deluchtwegobstructie.o Eczeem, astma en allergie passen binnen en atopische constitutie.ILD (interstitual lung disease; interstituele longziekte)Pathogenese en epidemiologieo Heterogene groep aandoeningeno Beide longen diffuus aangedaano Onset: meestal >50 jaaro Restrictiefo Afname compliantieo Diffusiestoornissen